Bij de 28e zondag door het jaar B
Waarom vraagt Jezus met een minzame blik het uiterste van deze man en eigenlijk van ons allemaal? ‘Ga verkopen wat je bezit en geef het aan de armen!’ Jezus vraagt ons, terwijl Hij ons liefdevol aankijkt, om geen eigendommen te hebben. Het is weeral eens bewezen dat we het evangelie niet kunnen navolgen. Het is voor enkele uitzonderingen, dus zonderlingen, weggelegd. Het grootste voorbeeld is natuurlijk de heilige Franciscus van Assisi. Hij probeerde het evangelie te volgen in al zijn consequenties, zonder bezit, in pure armoede en eenvoud. Hoe bewonderenswaardig zijn poging, zijn volgelingen zagen het toch wat anders en waren minder streng.
Maar laten we terugkeren naar de vraag waarom Jezus aan de rijke jongeling vraagt om afstand te doen van zijn bezit. Daarvoor moeten we terugkeren naar de vraag die eerst werd gesteld aan Jezus: ‘Wat moet ik doen om in de hemel te geraken?’ In de kern gaat dit stukje evangelie eigenlijk over de vraag die tot op de dag van vandaag gesteld wordt: ‘Hoe kunnen wij onze hemel verdienen?’ Want voor wat hoort wat…
Jezus doorbreekt deze gedachtengang, want het is niet aan ons om voor onszelf te beslissen of we onze hemel verdienen of niet, laat staan dat we zouden oordelen of een ander zijn hemel zal verdienen of niet.
De hemel wordt, zoals zoveel in ons leven, gegeven vanuit de liefde van God. Het is God die ons de hemel geeft, want voor God is niets onmogelijk.
Het gaat er niet om dat wij per opbod het goede doen alleen maar om zeker te zijn van een mooie plaats in de hemel. Nee, Jezus leert ons goed te doen om niets, goed doen zonder reden of verborgen agenda. Gewoon goed doen omdat dit beter is dan slecht doen. Goed is dat je niet doet wat slecht is, zo ontstaat de hemel, hier en nu al, voor jezelf en je medemensen, voor de kleine wereld om je heen.
In het bijbelse boek Wijsheid wordt wijsheid hoger geacht dan alle aardse rijkdom, naast haar waren bergen goud niet meer dan een hoopje zand, en met haar vergeleken was zilver maar slijk. Wijsheid is een bezit dat je geschonken wordt, maar dat niemand je kan afnemen.
Jezus leert ons telkens weer opnieuw niet te jagen naar rijkdommen die toch vergaan, ons leven niet te laten opslorpen door de jacht naar meer en meer geld. Al die rijkdommen kunnen anderen van je afnemen, of kan je door rampen verliezen en bij je sterven laat je toch alles wat je hebt hier op aarde achter. Jezus leert ons schatten te verzamelen in de hemel, want daar waar ons hart is, zal onze schat zijn.
Wij mogen geloven dat de hemel bestaat omdat God liefde is, de hemel bestaat niet als beloning van onze verdiensten, maar omdat God ons graag ziet en ons zijn liefde niet kan weigeren.