Bij de eerste zondag van de advent, jaar B
Bij het zien van een adventskrans moet ik telkens denken aan die vormeling, enkele jaren geleden, tijdens een catechesebeurt bij mij thuis in de eerste week van de advent. Op de tafel stond een kleine adventskrans met één brandende kaars. Die vormeling vroeg mij na een tijdje waarom ik maar één kaars liet branden, en waarom ik de andere drie niet had aangestoken. Ik heb dan wat uitleg gegeven over de advent, maar ik had wel een binnenpretje en dacht die moet ik onthouden, voor deze preek bijvoorbeeld.
Waarom mogen die drie andere kaarsen niet branden? Omdat ons leven uit wachten bestaat. Wachten tot de koffie klaar is, wachten op de bus, de trein, wachten tot de computer is opgestart, wachten in de wachtzaal, wachten tot de file oplost, wachten in de lange rij aan de kassa, wachten en nog eens wachten, misschien ben je nu aan het wachten tot mijn preek voorbij zal zijn, nog even geduld.
Waarom mogen die drie andere kaarsen niet branden? Omdat wij als christenen waakzaam moeten zijn, leren verwachten, uitzien naar. Week na week, kaars na kaars, van het ene licht naar het volle licht. Verlangen naar iets kan bijzonder boeiend en leuk zijn zoals de vos zegt tegen de kleine prins in het gelijknamige boekje van Antoine de Saint-Exupéry: “Als je bijvoorbeeld om vier uur ’s middags komt, begin ik om drie uur al gelukkig te worden. Hoe later het wordt, des te gelukkiger voel ik me.”
Over zo’n soort van verlangend wachten hebben we het in de advent. Vreugdevol en verlangend uitzien en dus niet direct meteen alle vier de kaarsen aansteken, maar geleidelijk aan groeien in het licht en het verlangen.
Jezus leert ons waakzaam te zijn, niet in slaap te vallen tijdens het wachten, maar alert te zijn, op elk moment zijn komst te verwachten. Toen de evangeliën geschreven werden waren de eerste christenen er sterk van overtuigd dat Jezus spoedig zou terugkomen, die overtuiging lezen we niet alleen bij de apostel Paulus, ook de Jezus-uitspraken werden ermee gekleurd. Tweeduizend jaar later lezen wij die teksten anders, het idee van het spoedig terugkeren van Jezus is geen zo’n groot onderdeel meer van ons geloof. Wel geloven we dat we Jezus kunnen ontmoeten in onze naaste, of wanneer wij naaste worden van elkaar. Het minste wat je aan de mensen doet, heb je aan Mij gedaan, zegt Jezus. In die zin leren wij als christenen waakzaam te zijn, omdat we Jezus plots kunnen ontmoeten in de arme, de kansloze, de uitgeprocedeerde.
Elke advent weer worden wij uitgedaagd waakzaam te zijn, alert te blijven en niet in winterslaap te vallen. Mochten we dit voor ogen houden wanneer we zondag na zondag een kaars meer aansteken op de adventskrans.