Bij de derde zondag door het jaar B
Ik mag met jullie wat nadenken over iets wat herhaaldelijk in het evangelie staat, maar waar we toch wel moeite mee hebben. In het evangelie hoorden we hoe Jezus zijn eerste leerlingen riep en dat zij op slag hun boten en netten, hun broodwinning dus, maar ook hun familie en de beschutting van een veilig leven achterlieten om Jezus te volgen. We vinden dat een mooi verhaal en zien daarin hoe de Jezusbeweging is ontstaan. We horen Jezus vaak in het evangelie zeggen dat je alles moet opgeven om hem te kunnen volgen. We weten dat de eerste christenen sober leefden en dat de eerste geloofsverkondigers alles opgaven en het zelfs dikwijls met hun leven moesten bekopen om het Jezusgeloof te verspreiden. We weten dat er in de hele kerkgeschiedenis telkens weer groeperingen ontstonden die wilden terugkeren naar de grondbeginselen van ons geloof: niet gehecht te zijn aan zaken die toch voorbijgaan. Het waren woestijnvaders die zich terugtrokken in armoede en eenzaamheid, het waren bedelorden, het waren missionarissen, die op leven en dood, in onze contreien over Jezus kwamen spreken en ook hier de Jezusbeweging stichtten, het waren de Vlaamse jonge religieuze avonturiers uit de voorbije twee eeuwen, die in alle soberheid, tot aan de uiteinden van de wereld het Jezusgeloof verkondigden. Telkens weer opnieuw in de kerkgeschiedenis komen we mensen tegen die alles hebben opgegeven om Jezus te volgen.
Maar nu komen we aan de moeilijke vraag die Jezus ook aan ons vandaag stelt: wat laat jij achter om mij te volgen? Het is een bezinning en gewetensonderzoek voor ons allen, ook voor mij, wat hebben wij er voor over om Jezus te volgen? Het is een evangelische vraag die we ons niet te vaak stellen, maar die toch een wezenlijk onderdeel vormt willen we Jezus volgen en behoren tot de Jezusbeweging.
De lezing uit de brief aan de christenen van Korinthe kwam mij, en waarschijnlijk ook jullie, vreemd over. De apostel Paulus vraagt ons onthecht te leven, want de wereld die wij kennen gaat ten onder. Of anders gezegd: we nemen toch niets mee naar ons graf, ooit moeten we alles hier achterlaten, of we nu willen of niet. Of zoals paus Franciscus het zegt: na de lijkwagen volgt geen verhuiswagen.
Het onthecht leven, het loslaten, of het verzaken aan de wereld komen we in alle tijden en op alle plaatsen tegen. Als voorbeelden haalden we al de woestijnvaders aan, de middeleeuwse bedelorden, maar bijvoorbeeld ook het nirvana uit het oosterse Boeddhisme, het uitdoven van elk verlangen, loskomen van het lijden. Ook de Griekse Stoa leert onder andere: “Laat je niet bezitten door je bezittingen, weet dat alles maar voor even is, laat alles los zodat je niets kan afgenomen worden.”
Jezus vraagt ons niet gehecht te zijn aan zaken die voorbij gaan en ook al horen we die vraag niet graag, er steekt toch wel wijsheid in om naar te leven…