Bij de 30e zondag door het jaar (B-cyclus)
Rood is een warme kleur, de kleur van het leven, de kleur van de liefde.
Heel waarschijnlijk is het de eerste kleur die we als mens te zien krijgen.
Al zwemmen we dan nog rond in het vruchtwater van de baarmoeder,
we kunnen toch al donker van licht onderscheiden.
Gelovigen geloven in het licht
als oorsprong en basis van de hele schepping.
God sprak ‘licht’ en het licht werd geboren,
het werd avond en morgen tot op vandaag.
Door het licht worden wij tot leven gewekt,
door het licht kunnen wij kijken, zien en gezien worden,
we kunnen zelfs op een dieper niveau het licht ontdekken,
tot inzicht komen, alles weer helder zien.
Bartimeüs, de zoon van Timeüs,
is de enige blinde in het evangelie van wie we de naam kennen.
Bar wil zeggen ‘zoon’ en Timeüs betekent ‘perfect’.
Helaas is deze zoon van de vader met de naam ‘perfect’,
visueel beperkt, want hij is blind,
maar hij weet perfect wat hij wil, namelijk ‘zien’.
Hij richt zich daarvoor naar de zoon van David,
de verwachte messias, de gezalfde en uitverkorene van God.
Jezus ziet de blinde en weet ‘de blinde wil gezien worden’,
zoals ‘de lamme wil dat iemand naar hem toegaat’
en zoals ‘de dove wil dat zijn klacht gehoord wordt’…
Indien we ervan overtuigd zijn
dat wij gemaakt zijn naar Gods beeld en gelijkenis,
dan mogen wij in elke medemens, hoe gebrekkig ook,
God aanwezig weten en onszelf een beetje als god gedragen,
wanneer we met een zachte, liefdevolle blik
elkaar het licht in de ogen gunnen.
Ik eindig met een wat moeilijker citaat
van de middeleeuwse mysticus Meester Eckhart (ca. 1260 – ca. 1327)
die zei dat Gods oog en het menselijke oog hetzelfde zijn…
“Mijn oog en Gods oog, dat is één oog
en één zien en één kennen en één liefhebben.
Wie vanuit deze gedachte leeft staat in Gods liefde.”
Of zoals ik het enkele jaren geleden hertaalde:
“Het oog
waarmee ik God zie
is het oog
waarmee God mij ziet.
In hetzelfde gelijk;
het zien en de liefde.”