Bij de 12e zondag door het jaar B
‘Wie is Hij toch, dat zelfs de wind en het water Hem gehoorzamen?’
(Marcus 4:41 NBV21)
De leerlingen van Jezus stellen zich vragen over wie Hij is,
wat Hij doet, wat Hij allemaal kan.
Ze verwonderen zich telkens weer opnieuw.
Ze kunnen er niet bij, het gaat hun begrip te boven.
Enerzijds ligt hun meester rustig te slapen
in de hevige storm op het meer,
anderzijds kan hij die storm met een bestraffend woord stillen.
Het is allemaal zo wonderlijk.
Zo ook het antwoord van God op Jobs aanhoudend vragen
om verduidelijking omtrent zijn ellendig bestaan.
De vrome Job, die door ziekten en lijden gekweld in stof en as gezeten
de meest absurde antwoorden van zijn vrienden moest aanhoren,
wordt nu door God zelf aangesproken.
In niet mis te verstane bewoording maakt God zijn punt.
God zet Job op zijn plaats, zonder hem te vernederen,
maar door Job een troostvol antwoord te geven.
Job zocht troost voor zijn ellendig bestaan,
maar zijn vrienden troosten hem met lege woorden.
Zij willen kost wat kost een oplossing geven voor zijn problemen.
Zij willen het leven doen kloppen…
maar daar is het leven, ons menselijk bestaan te wonderlijk voor.
God laat Job zien dat het mysterie van het leven
veel te groot is voor Jobs kleine verstand.
God is de Heer van alle leven, Hij zorgt voor orde,
maar laat ook chaos en kwaad toe.
God is die kwade machten de baas, Hij beschermt de orde.
De tegenkrachten van kwaad en lijden zijn er nu eenmaal ook.
Job vindt troost in het nieuwe inzicht
dat God Hem niet in de steek heeft gelaten,
Hij kan God niet verliezen, dat is zijn troost.
‘Nu vind ik troost voor mijn kommervol bestaan.’ (Job 42:6 NBV21)
Job weet dat Gods bestuur rechtvaardig is,
en dat hij onschuldig is aan het leed dat hem is overkomen.
Gehavend en getroost kan Job weer verder.
Boven alle chaos uit wil God orde, Hij trekt grenzen.
‘Tot hier en niet verder’ (Job 38:11 NBV21)
Jezus sprak de wind bestraffend toe en zei tegen het water:
‘Zwijg! Wees stil!’
De wind ging liggen en het water kwam helemaal tot rust.
(Marcus 4:39 NBV21)
Wonderlijk is ons bestaan, chaos en orde, storm en rust.
Dit alles gedragen en geborgen in de handen van God.