Bij de 20e zondag door het jaar B
Dat de vorm en inhoud van rituelen veranderen,
daar hebben de meeste christenen geen problemen mee.
Jezus, hun spirituele leider en onderwerp van hun geloof,
had er ook zelf geen moeite mee om vernieuwing te brengen.
Als Jood, want zijn moeder Maria was een joodse vrouw,
kende Jezus de joodse gebruiken en rituelen,
Hij was vertrouwd met de Thora, hij was predikant in de synagogen.
Hij boog met minste moeite wetten en rituelen om.
Hij vulde hun inhoud met liefde voor de naaste, met liefde voor God.
Drie voorbeelden:
- Zo werd het zalven met olie niet meer voorbehouden
voor het zalven van profeten en koningen, maar voor de zieke medemens,
als teken van Gods liefdevolle nabijheid in steun en kracht. - Zo werd het onderhouden van de sabbat
geen gevoelloze volbrenging van plicht meer,
maar als bewuste keuze om God
een belangrijke plaats te geven in je leven. - Zo werd het offeren van dieren overbodig,
omdat Jezus zelf het laatste offer was.
Het eten van brood en het drinken van wijn
in de rituele maaltijden voor de griekse godin Demeter
en de griekse god Dionysos
verwees naar het schenken van overvloed door deze goden.
Grieken en Romeinen namen aan
dat voedsel en drank goddelijk waren, aan de godheid gelijk.
In het brood was de godin Demeter aanwezig,
zij was de godin van het graan en de oogst,
van de landbouw en de vruchtbaarheid.
In de wijn was de god Dionysos aanwezig,
hij was de god van de wijn en de wijnbouw, van de fruitteelt,
de groeikracht van de aarde, van de wetten,
van de menselijke beschaving, van de geestdrift en het enthousiasme,
van de poëzie, het theater en de muziek.
Demeter en Dionysos waren de meest geliefde goden,
ze stonden het dichtst bij de leefwereld van de mensen.
Tijdens de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Parijs
werd het bacchanaal verkeerdelijk ingeschat
als een parodie op het laatste avondmaal. (lees verder onder de afbeelding)
De voorstelling was gebaseerd op het schilderij
‘het feest van de Olympische Goden’ van Jan van Bijlert uit 1640.
Dat uitbundige feestmaal vol levensenergie
heeft weinig te maken met de bedrukte sfeer
tijdens het laatste avondmaal van Jezus met zijn leerlingen!
De eerste christenen die het christelijke geloof verkondigden
in de Grieks-Romeinse wereld vonden aansluiting
bij hun maaltijden van brood en wijn,
maar met dit verschil, dat het brood en de wijn,
gegeten en gedronken in Jezus’ Naam
Christus aanwezig bracht en niet Demeter en Dionysos.
Jezus’ lichaam is het ware voedsel en zijn bloed de ware drank.
Jezus had zichzelf opgeofferd,
zijn lichaam werd gebroken, zijn bloed werd vergoten.
Hij is de graankorrel die in de aarde sterft om leven te geven,
Hij is de ware wijnstok, de druif die geplet werd
om voor ons allen een bron van leven te worden.