Bij de 18e zondag door het jaar B
“Ach, was ik maar bij moeder thuis gebleven.”
“Vroeger was alles beter!”
“Toen was geloof heel gewoon.”
We weten allemaal dat de toekomst onzeker is,
we weten niet wat ons nog te wachten staat.
Het verleden is voorbij, dat hebben we gehad, we weten wat het was,
we kunnen er op terugblikken, we kunnen het evalueren.
Het verleden is het enige waarmee we het heden kunnen vergelijken.
De Deense filosoof Kierkegaard drukt het kernachtig uit:
“Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden,
maar het moet voorwaarts worden geleefd.”
De toekomst is onzeker en omdat we er geen vat op hebben,
kan het ons angstig maken, het doet ons verlangen naar de verleden tijd.
Mooie herinneringen van vroeger bieden ons troost,
we voelen er ons in geborgen, we koesteren het.
Het gevaar van romantiseren is
dat we de volle werkelijkheid niet meer zien,
we laten er de minder mooie dingen uit,
we behouden enkel wat past in ons ideaalbeeld.
Oudere mensen zeggen vaak dat het vroeger allemaal beter was.
Maar is dat werkelijk zo?
Wat dan met de ellende door twee opeenvolgende wereldoorlogen?
Wat dan met de machtspositie van de kerk en de religieuze instellingen?
Dit alles wordt – hoe pijnlijk ook – allemaal aan het licht gebracht.
Het fenomeen van kindermisbruik is wereldwijd en op enorme schaal.
“Het was vroeger allemaal beter”,
zeggen mensen die dat mooie verleden hebben meegemaakt,
maar diezelfde mensen zeggen toch soms ook:
“Wat hebben ze ons allemaal niet wijsgemaakt?”,
of “Wat hebben ze ons allemaal niet verzwegen?”
Het volk in de woestijn leed honger en dorst
en verlangde naar de vleespotten uit het slavenland Egypte.
De eerste volgelingen van Jezus in Turkije
moesten met hun nieuwe geloof ingaan
tegen de tradities en gebruiken van hun eigen volk en land,
ze moesten hun oude afgoden afzweren
en het geloof van hun ouders verlaten.
De apostel Paulus vraagt hen (en ook aan ons)
om de vroegere levenswandel op te geven,
om de oude mens af te leggen en de nieuwe mens aan te trekken.
In Christus zijn wij allen nieuwe mensen, naar Gods wil geschapen.
Wij spreken een nieuwe taal, vernieuwen voortdurend onze gedachten.
Wij wandelen onbevreesd de toekomst tegemoet,
want de toekomst is niet van ons, maar is van God.