Bij de 15e zondag door het jaar B
Op weg, zegt Jezus, ga maar, verkondig de blijde boodschap.
Laat je door niets hinderen en neem niet teveel mee.
Stevige sandalen en een herderstok, dat mag wel.
Om de boodschap van Gods liefde te verkondigen
moet je echt niet veel kennen, niet veel kunnen.
Het komt van pas wat mensenkennis te hebben,
en best ken je ook gemoedsrust, liefde en vrede.
Het komt van pas te kunnen verzoenen,
niet gehecht te zijn, vrij en zonder zorgen
te vertrouwen in Gods goedheid.
God heeft mensen nodig,
hij werft hen aan om zijn boodschap te verspreiden.
Gelovigen, mensen uit de Jezusbeweging, zijn Gods uitzendkrachten.
Geroepen zijn om op weg te gaan met enkel Gods liefde.
Vrienden van Jezus zijn mensen van de weg, steeds onderweg…
Wat Jezus van ons vraagt is een spirituele weg te bewandelen,
de weg van de liefde, de zorgeloosheid en de onthechting.
Het evangelie bevat dezelfde eeuwenoude wijsheid
die we in alle uithoeken van de wereld tegenkomen.
Ik geef één voorbeeld: 500 jaar voor de komst van Jezus,
schreef Li Erh, een tijdgenoot van Confucius,
in het verre en toen nog niet gekende China,
de Lao Tzu of de Tao Te Ching, het boek van de Weg en zijn Macht.
In hoofdstuk 19 staat kernachtig:
“Volsta met weinig, verlang minder.
Vergeet de regels. Wees onbezorgd.” (vertaling Ursula K. Le Guin)
In christelijke taal uitgedrukt:
spreek over Gods liefde in waarheid en oprechtheid,
bewandel de verheven weg van de liefde,
leer de weg van de graankorrel gaan, leef niet voor jezelf,
verzamel geen schatten op aarde, wees arm van geest,
leer van de vogels en bloemen onbezorgd te zijn
in het diepe vertrouwen dat God met jou het beste voorheeft.
Dit lijkt een moeilijk begaanbare weg, maar het is te doen.
Amos, de veeboer en vijgenteler was profeet.
De stotterende en verlegen Mozes werd redder van zijn volk.
De vissersvrienden van Jezus werden rondreizende predikanten.
Waarom zouden wij die weg niet meer kunnen bewandelen?
God gelooft in ons, Hij zendt ons uit, wij zijn Gods uitzendkrachten.
Wij doen het natuurlijk wel op een andere manier.
De sandalen uit Jezus’ tijd verwezen naar Mozes
die wist zijn sandalen uit te doen op heilige grond.
Maar de leerlingen van Jezus mochten
het stof van hun sandalen afschudden
wanneer hun boodschap niet werd aanvaard.
Welk schoeisel wij ook dragen, het mogen symbolen zijn
van de stappen die wij zetten naar anderen toe,
van hoe wij stap voor stap de blijde boodschap verkondigen.
De herderstok uit Jezus’ tijd verwees natuurlijk naar het herderen,
maar ook naar Gods aanwezigheid en bescherming:
denk maar aan het verhaal over de staf van Mozes,
denk maar aan Psalm 23: “Al gaat mijn weg door een donker dal,
ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij, uw stok en uw staf,
zij geven mij moed.”
Laten wij dus samen verder op weg blijven gaan,
de weg van Gods liefde, om die liefde te blijven verkondigen
waar wij ook komen.
Wanneer wij zwijgen over God, maken wij God monddood,
wij zijn Gods uitzendkrachten, wij zijn zijn mond,
zijn belichaamde liefde op de wegen die wij bewandelen.