Bij de 4e paaszondag / jaar B
Voor u staat een verliefde pastoor.
Jawel, ik heb de liefde lief, nog steeds, elke dag.
Zo’n dertig jaar geleden werd ik geroepen door de Liefde,
door Gods liefde.
Geroepen zijn, het is een eigenaardig iets.
Je weet het van jezelf dat je geroepen bent,
maar het aan iemand anders uitleggen, is moeilijker.
Het zelf weten is dus geen probleem,
maar het aan anderen uitleggen is niet zo eenvoudig.
Misschien kan je het vergelijken met iemand
die tot over zijn oren verliefd is op een ander
en ook niet goed kan uitleggen waarom juist die en geen ander…
Maar dat je verliefd bent, valt niet te ontkennen.
In het vijfde middelbaar was ik al verliefd op de wijsheid,
als jonge gast las ik graag filosofie.
Een beetje ongewoon voor een leerling
elektrotechnieken in het VTI van Oostende.
Ik kreeg van thuis uit een katholieke opvoeding, ik was misdienaar
en woonde naast de pastorie en had een nonkel die diaken was.
Maar in de godsdienstlessen durfde ik mijn mond niet opendoen,
ik had, dacht ik, geen eigen mening, ik moest meedoen met de rest.
En die rest had ook geen mening of ’t interesseerde hen niet.
Met het gezin gingen we wekelijks naar de mis,
maar op school kon ik daar niet over spreken, ze zouden me uitlachen.
En op den duur had ik geen zin meer om naar de mis te gaan.
Ik begon me kritische vragen te stellen
over de zinvolheid van een godsdienst en of God wel bestond…
Zoals eerder verteld werd ik in het vijfde middelbaar
verliefd op de wijsheid en leerde ik mezelf te zijn,
ik durfde mijn gedacht te zeggen en ik voelde me goed in mijn vel.
Ik dacht over van alles en nog wat na.
Halverwege het zesde middelbaar
voelde ik me geroepen op priester te worden,
ik had een geloof dat me gelukkig maakte
en ik had gezien van enkele priesters dat zij heel zinvol werk verrichtten.
Hun manier van leven sprak me aan en zo wilde ik mijn leven vormgeven.
Het is een verkeerde indruk te denken
dat ik zelf koos om priester te worden,
op de eerste plaats was het Gods liefde die mij verleidde.
Mijn antwoord kwam pas na de vraag, er was eerst de roeping,
pas daarna het eraan gevolg geven,
ik was niet doof voor Gods roepende stem.
Bij roeping denken we aan iemand die roept, maar ik noem het liever
een aanhoudend fluisteren, een zachte, uitnodigende stem.
Ook al ligt dat roepingsmoment nu al zo’n dertig jaar achter mij,
elke dag opnieuw geef ik gehoor aan die zachte fluistering:
‘Heb God lief en je naaste als jezelf’.
Het laat niet los. Ik blijf die fluistering, die liefde volgen.
In mijn priesteropleiding leerde ik vreemde en moeilijke woorden,
één daarvan is ‘agapè’.
Het was in de tijd dat de brief van Johannes werd geschreven
een totaal nieuw Grieks woord. Het was een nieuwe naam voor God.
Zo schrijft Johannes: ‘Wij hebben Gods liefde, die in ons is,
leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde.
Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem.’
(1 Joh. 4:16 NBV21)
God is liefde. Niet zomaar liefde, neen, agapè-liefde
en dat is een liefde die niet voor jezelf is bedoeld,
het is geen eigenliefde, het is niet egoïstisch.
Het is een liefde die totaal voor de ander is.
En zo is onze God, totaal voor de mensen.
‘God is liefde’, het was niet alleen het thema tijdens mijn priesterwijding,
maar het is en blijft de rode draad doorheen mijn leven.