Bij de 30e zondag door het jaar (A-cyclus)
Het verhaal gaat dat toen iemand aan rabbi Hillel vroeg
om de Thora samen te vatten staand op één been,
Hillel antwoordde:
“Heb je naaste lief als jezelf.
Dat is de hele Thora, al de rest is commentaar.”
‘Staand op één been’ was de uitdrukking in de antieke wereld
om aan te geven dat je iets heel kort moet kunnen uitleggen
in de tijdsduur dat je op één been kan staan.
De Thora is het eerste en belangrijkste deel van de joodse bijbel.
Dit eerste deel bestaat uit de vijf boeken van Mozes:
Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium.
Daarom ook dat rabbi Hillel Leviticus citeert:
“Heb je naaste lief als jezelf.” (Leviticus 19:18b NBV21)
Wat wel opvalt in de korte samenvatting die Hillel gaf,
is dat de verwijzing naar God ontbreekt.
Zo niet in het antwoord dat Jezus gaf,
het is een dubbelgebod van de liefde:
“Heb de Heer, je God, lief / en je naaste als jezelf.”
Het één niet zonder het andere, God niet zonder de naaste,
maar het eerste als het belangrijkste,
God liefhebben als basis voor het tweede,
want de naastenliefde is daaraan gelijk.
De Thora is de wet en de weg van God,
een regel om naar te leven, in waarheid en in liefde.
Psalm 119 is de langste van de 150 psalmen
en is een lofdicht op de Thora.
De Thora is er om lief te hebben
en om er waarheid uit te halen.
“Hoe lief heb ik uw wet,
heel de dag is hij in mijn gedachten.
Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden,
ik ben er eeuwig mee verbonden.
Mijn voeten mijden elk pad dat slecht is,
zo kan ik mij houden aan uw woord.
Van uw voorschriften wijk ik niet af,
U bent het die mij onderricht.
Hoe zoet zijn uw woorden voor mijn gehemelte,
zoeter dan honing voor mijn mond.
Uw regels geven mij inzicht,
daarom haat ik elk bedrieglijk pad.” (Psalm 119:97-98.101-104 NBV21)
Het hart is er om mee lief te hebben,
het verstand is er om de waarheid te kennen.
Daarom leert Jezus ons God lief te hebben
met hart en ziel en met heel ons verstand.
Maar daar eindigt het niet mee,
dat volledig liefhebben van God
toont zich juist in de manier waarop wij omgaan met onze naaste.
Wie in liefde en waarheid leeft,
wie met zichzelf overweg kan,
kan een ander liefhebben met de liefde van God.
Die liefde van God is de bron van onze naastenliefde.
Dat dubbelgebod van de liefde vat onze godsdienst samen,
het is een dienst aan God en een dienst aan mensen.
Met hoofd, hart en handen beleven wij de liefde van God.