Bij de 30e zondag door het jaar (C-cyclus)
Vandaag geen lange preek, maar een gebedsoefening.
We sluiten ons aan bij het gebed van de tollenaar
uit het evangelie dat we zopas beluisterden:
“God, wees mij zondaar genadig.” (Luc. 18:13c NBV21)
Het Jezusgebed is een tweeduizend jaar oude manier van bidden,
vooral uit het Oosters christendom
en de gebedstraditie van de woestijnvaders.
Het voortdurend herhalen van één zin met de naam van Jezus,
lijkt op het reciteren van een mantra uit het hindoeïsme en boeddhisme.
“Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij.”
Vaak wordt bij het Jezusgebed een gebedstouw gebruikt,
een touw met 100 knopen.
Niet dat het aantal of het tellen het belangrijkste is,
maar het helpt bij het concentreren
en om tot een gelijkmatig ritme te komen
bij het herhalen van het Jezusgebed.
Door het bidden van het Jezusgebed met een gebedskoord
komt het lichaam en de ziel tot rust.
Gebedshouding: hoofd en schouders buigen en de ogen fixeren
op de plaats van je hart.
Bij het eerste deel van de zin adem je in,
je verbindt je ziel met de naam van Jezus.
Bij het tweede deel adem je uit, je voelt je opgelucht
doordat Jezus zich over jou ontfermt, wie je ook bent.
De kracht van het Jezusgebed ligt niet in het herhalen op zichzelf,
niet de manier waarop we zitten of ademhalen, maar tot wie we spreken!
Het Jezusgebed leert ons te verbinden met de naam van Jezus,
Zoon van God, onze Redder en Verlosser.
Genoeg theorie… laten we bidden.