Bij de 17e zondag door het jaar (C-cyclus)
Het is, volgens mijn bescheiden mening, eens interessant
om op te sommen wat dit stukje evangelie ons niet meegeeft.
Er wordt bijvoorbeeld niet verteld
in welke gebedshouding de leerlingen Jezus aantreffen,
of op welke manier Jezus zijn gebed heeft beëindigd.
De leerlingen vragen aan Jezus hen te leren bidden
zoals Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.
Meer gegevens krijgen we niet, we vinden nergens terug
hoe de leerlingen van Johannes hebben gebeden,
ook het gebed van Johannes de Doper is ons onbekend.
Het antwoord van Jezus op de vraag van zijn leerlingen
leert ons niet alles over de manier
waarop de leerlingen voortaan moeten bidden.
Jezus geeft ons een korte gebedsformule
en doet het zijn leerlingen voor.
‘Wanneer jullie bidden, zeg dan…’
Met ongeveer vier zinnetjes is alles gezegd.
Met deze woorden zullen de leerlingen van Jezus
zich voortaan onderscheiden van alle andersgelovigen.
Jezus is in de joodse godsdienst opgevoed,
Hij heeft de Thora uit het hoofd geleerd,
Hij kende de 150 psalmen, de eeuwenoude gebeden van het joodse volk.
In de psalmen, korte en lange, komt alles aan bod
wat mensen ondergaan en meemaken,
hoe zij denken over God en hun naasten,
hoe zij loven en danken, smeken, huilen en vloeken,
hoe zij liefhebben en haten, hoe zij hopen en wanhopen…
Niets van dat alles komt voor in het Onzevader.
Op het eerste zicht lijkt deze gebedsformule droog
en heeft het weinig met gevoel, liefde of verbondenheid te maken.
Jezus heeft zijn leerlingen een gemakkelijk te onthouden tekst gegeven,
een tekst die, wanneer ze het veelvuldig repeteren,
tot leven komt en door meditatie een nieuwe wereld opent.
Jezus heeft doorheen het evangelie heel wat tips en aanwijzingen
gegeven aan zijn leerlingen over het bidden,
of hoe het leven tot één gebed te maken.
Waakzaam zijn, gereed zijn om de Ongewenste Bezoeker te ontvangen.
Leven zonder zorgen, maar wel liefdevol bezorgd,
zodat je naaste kan zijn van anderen.
Ervoor zorgen dat je zonder spijt of wroeging door het leven gaat.
Volhouden, niet opgeven, de aanhouder wint,
ook in het bidden dus.
Vertrouwen dat God je vertrouwen niet zal beschamen,
dat je zal krijgen waarom je hebt gevraagd.
Letten we ook op het feit dat Jezus het heeft
over de vraag naar de heilige Geest.
Iedereen die bidt om de komst en de bijstand van de heilige Geest,
zal die Geest ontvangen.
Bij Jezus is elk bidden een geestelijk bidden,
het is bidden om de kracht van de heilige Geest,
om te leven
“met een geest van wijsheid en inzicht,
een geest van sterkte en verstand,
een geest van kennis en geloof in God,
te leven in liefde voor God.”
(naar Jesaja 11:2-3a NBV21)