Bij de 26e zondag door het jaar B
Laten we het even hebben over het woord ‘inspiratie’ en over de geest die waait waar hij wil. In de eerste lezing wordt de geest van Mozes gedeeld met de zeventig oudsten, maar blijkbaar krijgen Eldad en Medad ook de geest van Mozes, alhoewel ze niet op de lijst staan. Mozes wil dat zijn geest op heel het volk zou rusten. Ook Jezus leert zijn leerlingen niet bang te zijn voor anderen, die niet tot hun kring behoren, maar toch delen in dezelfde goede geest.
Wanneer we in de Bijbel lezen over de werking van Gods geest moeten we besluiten en voldoende beseffen dat heel onze wereld bezield is en dat alle mensen beademd worden door de geest van God. Bij de schepping van onze wereld zweefde de geest van God over de oerwateren en bracht orde in de chaos. Het was de inspiratie, de geest, die God deed scheppen en creëren. De geest, de ruah, Gods adem wordt de eerste mens in de neus geblazen, zo werd de mens een geïnspireerd wezen, bezield en beademd door God. Wij leven als mensen pas echt wanneer we aansluiting vinden met de geest van God, met de ziel van alle dingen.
De geest van God waait waar hij wil en we mogen die dus overal verwachten, we kunnen die dus overal tegenkomen. Laten we niet, zoals de leerlingen van Jezus, anderen tegenhouden het goede te doen, maar laten we supporters zijn van alle mensen die vrede, liefde en geluk brengen. Wij hebben geen alleenrecht op naastenliefde, de geest van God is geen exclusiviteit van christenen alleen, gelukkig maar!
Er is geen concurrentie nodig, maar bemoediging, aanmoediging. Inspiratie is er om te delen, zo versterken we elkaar. De wereld is zoveel mooier en rijker aan inhoud wanneer we durven over onze eigen muurtjes te kijken. De geest waait waar hij wil sinds het begin van onze wereld, de eeuwen door tot op vandaag, hij bezielt, inspireert alles en allen.
Nico ter Linden (Nederlandse predikant en auteur, gestorven in 2018) beschrijft in het Pinksterverhaal over Gods geest: De leerlingen van Jezus waren bijeen in de bovenzaal, plots kwam er vanuit de hemel het geluid van een geweldige windvlaag. En vuur zagen de leerlingen ook, tongen van vuur, boven ieders hoofd. En zie, de geest van God die in het allereerste begin over het water zweefde, de adem van God die Adam de levensadem gaf, de geest die Mozes en Elia en Jezus bezielde, die geest, die adem bezielde nu ook de leerlingen: vurig begonnen zij over hun geloof in Jezus te getuigen. Petrus zag dat er steeds meer mensen kwamen luisteren, dat gaf hem de moed om verder te vertellen. ‘Jullie weten toch waar onze profeten van droomden? Zij droomden van een wereld waarin kinderen onbezorgd kunnen spelen, waarin grote mensen geen oorlog meer voeren, waarin de rijken hun rijkdom met de armen delen, gezonde mensen zich over de zieken ontfermen, sterke mensen zich om de zwakken bekommeren en waarin niemand meer bang moet zijn voor de dood. En zal ik jullie eens wat zeggen? Ik geloof dat die droom waarheid wordt, wanneer wij leven in de geest van Jezus…’
(uit ‘Koning op een ezel’, Balans, Amsterdam, 2005, pp. 230-231)