Bij de 17e zondag (door het jaar A)
Zoek de schat in uw eigen akker. (Christendom)
In uw eigen kleine huis woont de waarheid. (Islam)
Vind het juweel in de lotus. (Boeddhisme)
Binnen in u is de bron van het goede altijd klaar om op te wellen. (Taoïsme)
Ten slotte vond ik U, verborgen als een parel in de schelp van mijn hart. (Hindoeïsme)
Uit het evangelie van Thomas, logion 77
Jezus heeft gezegd:
ik ben het licht dat boven hen allen is;
ik ben het al; het al is uit mij ontstaan
en het al is tot mij gekomen;
splijt een stuk hout:
ik ben daar;
til de steen op en
daar zal je me vinden.
Uit de heilige hadîth:
Dit zegt God: ‘Ik was een verborgen schat.
Ik hunkerde ernaar gekend te worden.
Daarom schiep Ik de schepselen opdat Ik door hen gekend zou worden.’
Uit de Koran (2,115):
En aan Allah behoort het Oosten en het Westen,
dus waar jullie je ook wenden, daar is het Aangezicht van Allah.
Allah is Alomvattend, Alwetend.
Na al deze citaten mag het duidelijk zijn dat God verborgen is in deze wereld en zich vinden laat door wie naar Hem op zoek gaat. Wie het goddelijke gevonden heeft, heeft een schat gevonden, een schat die het leven rijker maakt. Gelovigen hebben er alles voor over om die schat te behouden. Jezus zelf zegt ons: ‘Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.’ Jezus was rijk, ook al bezat hij niets. De ware schat van Jezus bestond uit geloof, hoop en liefde. Daar had hij alles voor over, zelfs zijn eigen leven! Waar jij belang aan hecht zal je hart vormen, daar gaat je hart naar uit. Als gelovigen vinden wij liefde belangrijk en daardoor wordt ons hart gevuld met liefde en wie liefde gevonden heeft kan die voor niets ter wereld missen…
Laten we besluiten met nog een verhaaltje.
Toen God zijn scheppingswerk had voltooid, besloot hij om voor de mens iets van zijn goddelijk wezen achter te laten. Namelijk een vonk van zijn wezen als een belofte aan de mens wanneer deze zich zou inspannen om op God te lijken. Daarom zocht God naar een plaats om deze heilige vonk te verbergen. “Want”, zo dacht God, “wat de mens al te gemakkelijk zal vinden, zal hij ook niet naar waarde weten te schatten.” “Dan moet U de vonk op de hoogste bergtop van de wereld verstoppen,” zei een van zijn wijze engelen. Maar God schudde zijn hoofd. “Nee, want de mens is een avontuurlijk schepsel en hij zal vlug genoeg leren om de hoogste toppen van de bergen te beklimmen.” “Verberg hem dan in de diepten van de aarde,” vervolgde een andere engel. “Ik denk het niet,” zei God, “want op een dag zal de mens ontdekken dat hij kan graven naar de diepste diepte van de aarde.” “Waarom dan niet midden in de zee?” zei weer een andere engel. Maar God schudde zijn hoofd: “Ik heb de mens verstand gegeven en op een zekere dag zal hij het gebruiken om schepen te bouwen en de grootste oceanen te bevaren. “Waar dan, meester?” vroegen zijn engelen. Toen glimlachte God en zei: “Ik zal hem op de meest ontoegankelijke plaats verbergen, de enige plaats waar de mens hem nooit zal zoeken. Ik zal hem diep in het hart van de mens zelf verbergen.”