herwerkte tekst naar Maria de Groot, Goede Vrijdag 2019
Improperia, het kerkelijk Latijn voor verwijten, is gekend als ‘Het beklag Gods’. God beklaagt zich over zijn volk. Vanouds begint dat met de woorden “Mijn volk, wat heb Ik u gedaan? Of waarin heb Ik u bedroefd? Antwoord Mij!” Het verwoordt de klacht van God over alles wat Hij voor zijn volk heeft gedaan. Echter, het is Hem ontrouw geweest. Uiteindelijk heeft het zelfs zijn eigen Redder ter dood gebracht aan het kruis…
Mijn volk, wat heb Ik u misdaan en waarmee heb Ik u bedroefd? Mooi als de hemel schiep Ik de aarde, licht in de dauw en de vloeiende bron, zon in de ogen van mensen die leven. Waarom wordt alles gewijd aan de dood?
Mijn volk, wat heb Ik u misdaan en waarmee heb Ik u bedroefd? Toen u geslagen werd, ben Ik gekomen. Heb Ik u niet eigenhandig bevrijd? In uw verdriet heb Ik naast u gezeten. Waarom wordt wie bij u vreemdeling is, vergeten?
Mijn volk, wat heb Ik u misdaan en waarmee heb Ik u bedroefd? Honger en dorst heb Ik met u geleden. Water ontsprong aan de mondige rots. Brood werd Ik, heb mij in liefde gebroken. Waarom blijft honger een doodsoorzaak?
Mijn volk, wat heb Ik u misdaan en waarmee heb Ik u bedroefd? Zoals een moeder haar kinderen zegent, zoals zij warmte geeft wanneer zij voedt, ben Ik de machtige, ben Ik die lenigt. Waarom smeden jullie wapens en denken jullie aan moorden?
Mijn volk, wat heb Ik u misdaan en waarmee heb Ik u bedroefd? Als de rechtvaardige ben Ik gekomen. Onder u was Ik degene die dient. Heb Ik niet zelf u de voeten gewassen? Waarom heerst onder u dan het recht van de sterkste en de macht van de dood?