Bij de tweede zondag door het jaar B
De lamp van God was nog niet gedoofd… Met deze zin begint het mooie verhaal van Samuëls roeping. De lamp van God was nog niet gedoofd… Dat wil zeggen dat God zelfs in de moeilijkste tijden aanwezig blijft, al let er niemand meer op Hem. Wanneer we de roepingsverhalen beluisteren uit de bijbel dan denken we direct aan de roepingen op de dag van vandaag. We weten allemaal dat er minder priesterroepingen zijn, of roepingen voor het religieuze leven en we stellen ons dan vragen over de toekomst van de kerk. We stellen ons vragen bij het roepen van God. Spreekt God jonge mensen niet meer aan? Vindt Hij de juiste woorden niet meer om mensen in beweging te zetten? Of heeft onze God zich gehuld in nevelen van stilte en onbereikbaarheid?
In deze tijd van Godsverduistering moeten we misschien ook de vinger wijzen naar onszelf. Wellicht ligt het aan ons eigen gehoor dat we God niet meer horen spreken, wellicht ligt het aan onze eigen ogen dat we God niet meer zo vlug bemerken rondom ons. Als God verdwijnt uit ons leven, ligt dat dikwijls aan ons. Als we Hem niet meer ter sprake brengen, zwijgen we Hem dood. Als we Hem niet meer aanduiden in ons leven, maken we Hem onzichtbaar. Als we zelf ongevoelig, oppervlakkig en hard worden, is er inderdaad geen ruimte meer voor God, wordt zijn liefde niet meer voelbaar.
De roepingsverhalen uit de bijbel roepen ons telkens weer op om onze oren te spitsen en ons mondig op te stellen, om op zoek te gaan naar woorden die God uitspreken in al zijn liefde, om God op zo’n manier ter sprake te brengen dat anderen als het ware goesting krijgen om ook op zoek te gaan naar die God.
Wij moeten God niet brengen, God is er al. De lamp van God is nog niet gedoofd. God is als de nooit uitdovende sintels onder de as, aan ons is het om het vuur aan te blazen, aan te wakkeren. Aan ons is het die waakvlam te versterken en zichtbaar te maken voor vele mensen, jong en oud, voor de zoekenden en voor diegenen die Hem denken gevonden te hebben.
Aan ons mag te zien zijn dat er een God is. Net als Jezus mogen wij zeggen: “Kom en zie!” Het moet de leerlingen enorm aangesproken hebben wat Jezus allemaal heeft gedaan in die dag. Het heeft hen zo aangegrepen dat ze hun leven aan Hem wilden geven. In Hem hadden ze iets goddelijks ontdekt, iets dat de moeite waard was om er je leven naar in te richten. Als wij goede christenen willen zijn in deze moeilijke tijden mogen we aan anderen laten zien wat de inhoud is van ons geloof en dat het tot op vandaag mensen kan aanspreken. Er zullen altijd wel mensen in Jezus’ voetspoor treden want de lamp van God blijft branden!