Bij de 27e zondag door het jaar A
Wie met mate geniet van de wijn wordt dromerig en poëtisch. Maar wie teveel drinkt van diezelfde wijn raakt in een roes en vergeet zichzelf, tijd en ruimte zijn niet meer van tel, pijn en zorgen verdwijnen. ’s Morgens word je dan wakker met een zwaar hoofd en een wrange smaak in je mond. De wijn staat symbool voor het leven, voor feest, voor samenzijn. Wanneer joden wijn drinken heffen ze het glas en zeggen “Lechaïm” “Op het leven!”
In de oosterse wereld staat de wijn voor overvloed en geluk. In de liefdespoëzie van het oude Oosten staat de wijn centraal, lees maar eens het boekje Hooglied uit het eerste testament van onze bijbel… De geliefde zegt: ‘Jouw liefde is zoeter dan wijn. Laten wij jouw liefde prijzen, nog meer dan wijn.’ Zij zegt: ‘Mijn moeders zonen waren hard voor mij: ik moest hun wijngaarden bewaken. Mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt.’ Hij zegt: ‘Mijn lief is mij een hennatros in de wijngaarden van Engedi.’ Zij zegt: ‘Hij brengt mij in het wijnhuis, boven mij zijn vaandel van liefde.’ Zij zeggen: ‘Vang voor ons de vossen, vang die kleine vossen. Ze vernielen de wijngaard, onze wijngaard vol bloeiende ranken.’ En een beetje verder: ‘Drink, en word dronken van liefde!’
In het soefisme zijn heel wat gedichten gekend over de wijngaard, over de wijn en de roes van de liefde. De geliefden gaan op in elkaar, de ziel van de gelovige wordt één met het goddelijke, de valse sluiers vallen af, er is geen twee meer, maar slechts één. Zoals in het gedicht van Rumi: Dronken van liefde: ‘Door jouw liefde is al mijn nuchterheid verdwenen. Ik verkeer in een roes van waanzinnige liefde. Ik ben zo beneveld dat ik niet meer weet wie ik ben. Ik ben zo dronken dat ik de weg naar huis ben kwijtgeraakt. In de tuin zie ik alleen jouw gezicht. Bomen en bloemen verspreiden louter jouw geur. Dronken van liefdesextase kan ik niet langer dronkaard en drank, minnaar en geliefde onderscheiden.’
Bij Rumi valt ook ergens te lezen: ‘Zonder ook maar een slok wijn te hebben gedronken ben ik al dronken.’
Ik geef jullie bij deze mijmering over de wijn en de liefde toch ook nog even de gedachte mee van de vergankelijkheid…
In de verhalen van de bijbel komen heel veel wijngaarden voor. Zij worden doorgegeven van vader op zoon. Wijngaarden worden gebouwd en ook vernield. Zij zijn een erfdeel en een opdracht. Alles komt en gaat, en ook mensen zijn slechts voorbijgangers. Of zoals Jezus als tip meegeeft bij het besef dat wij vervangbaar zijn: Zeg dan, wij zijn onnutte knechten, wij hebben slechts onze plicht gedaan. Als werkers in de wijngaard van de Heer kunnen wij slechts doen wat van ons verwacht wordt, maar we doen het wel, en graag… wij weten dat wat wij kregen, wij ook weer uit handen moeten geven. Die gedachte lezen we o.a. ook bij Hafez: ‘Besef terwijl je schat rondom je staat dat hij weldra in andere handen overgaat.’ Of zoals een andere, kleinere dichter herschreef: ‘Besef dat we ons met rijkdom omringen die in andere handen overgaat, dat wij slechts met een handvol sterren zingen over de liefde die blijvend is en nooit vergaat…’