Bij de tweede zondag van de advent, jaar B
‘Troost, troost toch mijn volk.’ Zo vraagt God via de profeet Jesaja: ‘Geef de mensen houvast, zorg dat hun ziel tot rust kan komen, dat zij terug durven hopen op betere tijden…’
Troost is een oud woord voor standvastigheid, stevigheid… Iemand troosten is aandacht hebben voor de ander, is tonen dat de andere er niet alleen voor staat.
Boëthius schreef in het jaar 524 zijn boek: De vertroosting van de filosofie. In de gevangenis, wachtend op zijn executie, mijmert hij over de grote levensvragen, over God, goed en kwaad, liefde en lijden, leven en dood. Hij vindt troost in het gesprek met vrouwe wijsheid, hij vindt houvast in het mijmeren, het nadenken, het filosoferen (als vriend van de wijsheid).
Wellicht zijn er nog vele andere vindplaatsen van troost; een heerlijke kop koffie (bakje troost), een lekkere maaltijd met je lievelingseten (comfort food), een glas rode wijn (alcohol lost geen problemen op, maar troost je, Coca Cola doet dat ook niet), een knuffel (een fluffy beertje of een warme omhelzing), luisteren naar muziek, een goed gesprek, een mooi boek, een wandeling in de natuur…
Ook Jezus heeft in zijn leven niet anders gedaan dan getroost en aan mensen getoond dat zij er niet alleen voor stonden, dat God hen nabij blijft, hoedanook. Aan zijn leerlingen beloofde hij de parakleet, de vertrooster, de heilige Geest, als geestelijke bijstand in moeilijke tijden…
In deze advent mogen ook wij opgeroepen zijn om te troosten, om licht te brengen in het duister, warmte in de koude, liefde tegen alle haat in…
Iemand troosten lukt het best wanneer je echt in zijn of haar schoenen durft te staan, wanneer je jezelf even opzij zet zodat de ander de nodige plaats krijgt. Zo leert het volgende oude verhaal uit China:
Er was eens een vrouw die door rampen getroffen ten einde raad was en een heilige man bezocht met de vraag: “Over welke gebeden, welke magische bezweringen beschikt u om mij terug te doen geloven in de goedheid van het leven?” De man gaf haar volgende opdracht: “Breng me een mosterdzaadje uit een huis dat nooit verdriet heeft gekend. Dat zullen we dan gebruiken om het verdriet uit uw leven te verdrijven.” De vrouw ging dadelijk op pad. Ze kwam bij een prachtig herenhuis. Ze klopte op de deur en zei: “Ik zoek een huis dat nooit verdriet heeft gekend. Ben ik hier aan het goede adres?” Ze zeiden tegen haar: “U bent aan het verkeerde adres.” En ze begonnen haar alle tragische gebeurtenissen op te sommen die hen de laatste tijd overkomen waren. De vrouw zei bij zichzelf: “Wie is beter in staat om deze ongelukkige mensen te helpen dan ik, die zelf ongelukkig is?” Ze bleef er een tijdje om hen te troosten en ging toen verder op haar speurtocht naar een huis dat nooit verdriet had gekend. Maar waar ze ook kwam, in krotten of paleizen, ze kreeg het ene verhaal na het andere te horen over miserie; mensen op de vlucht, mensen met een ongeneeslijke ziekte, werklozen, mensen met een depressie… Uiteindelijk ging de vrouw zo op in het steun bieden aan anderen die verdriet hadden geleden, dat ze haar speurtocht naar het magische mosterdzaadje vergat, zonder ooit te beseffen dat het inderdaad het verdriet uit haar leven had verdreven.
Dit oude verhaal leert ons dat er maar werkelijk iets aan deze wereld kan veranderen wanneer mensen zich ten diepste verbonden weten met elkaar.